Het echte leven

Bij binnenkomst in de Arsenale word je welkom geheten door een recent werk van George Condo: Double Elvis. Twee low-life buddies heffen vrolijk de fles. Wat curator Rugoff er precies mee wil zeggen weet ik niet, maar de suggestie lijkt me duidelijk: dit is een Biënnale die het echte leven omarmt. Met ernst én humor!
In de jaren tachtig werkte de jonge Condo een tijd lang als assistent voor Andy Warhol. Double Elvis is een commentaar op een van diens beroemdste werken, een in zilvergrijs en zwart uitgevoerd doek met de dubbel gezeefdrukte figuur van de popster. Condo’s pastiche is er in kleur, formaat en materiaal nauw mee verwant, al het andere is radicaal anders. Glad vakmanschap maakt plaats voor rauwe directheid. In dezelfde ruimte werk van de jonge Indiase fotograaf Soham Gupta: beelden van het nachtleven in Calcutta. Onversneden vitaliteit en schoonheid opgediept uit het riool van de wereld.
In de projectieruimte in het hart van de hal is 48 War Movies van Christian Marclay te zien. Een zenuwslopende salvo van beeld en geluid. Langer dan een minuut hou je het hier niet uit.
De doorgang van de voorhal naar de tentoonstellingshallen wordt geflankeerd door twee mega-prints van zwart-wit-portretten van Zanele Muholi, de Zuid-Afrikaanse fotografe die in de tentoonstelling op allerlei plekken weer terugkeert en optreedt als een soort hostess.
Kritisch, open, speels
Wie uit het voorgaande afleidt dat het ook dit keer weer een zwaar aangezette, politieke tentoonstelling is heeft het mis. Hoe geëngageerd het getoonde werk ook is, wat je vooral ervaart is de tinteling en opwinding van sterke kunst. Dit is een tentoonstelling die je laat ademen, niets lijkt vast te liggen, alles is deel van een open uitwisseling van ideeën en beelden. Een bewuste keuze zo blijkt.
Wie antwoorden zoekt is bij curator Ralph Rugoff aan het verkeerde adres. Duidelijke kaders ontbreken. Voor sommige critici mag dat een tekort zijn – in de vakpers wordt nogal zuinig gereageerd -, maar wat een verademing! Eindelijk een curator die het avontuur zoekt en die, na al die Biënnales en Documenta’s die bezweken onder het gewicht van hun ideologische pretenties, de kracht van verbeelding in ere herstelt.
Niet dat Rugoff’s Biënnale apolitiek is, integendeel, actuele topics bepalen ook hier de agenda: vluchtelingencrisis, populisme, fake news, klimaatverandering, seksisme, racisme, noem maar op. Maar dat kunst over politiek gaat wil niet zeggen dat ze politiek is. Een onderscheid dat Rugoff scherp maakt. En juist omdat hij de beperkingen van de kunst erkent kan hij haar vrij laten vliegen.
Terecht merkt hij op dat kunst niet kon voorkomen dat Trump werd gekozen. Dat ze weinig kan bijdragen aan het verlichten van het lot van vluchtelingen. Maar ook dat ze unieke mogelijkheden heeft om aan te zetten tot nieuw denken, tot onderzoek en reflectie. Iets wat in deze tijd meer dan ooit is gevraagd.

Als Hito Steyerl met Leonardo’s Submarine de macht van de wapenindustrie hekelt, verleidt ze haar publiek met een betoverend mooie 360 graden-videoprojectie.
Het in de duisternis oplichtende koraalrif van de zusjes Wertheim zet iedereen op het verkeerde been. Wat twaalf jaar geleden begon met een maf idee is uitgegroeid tot een mega-project dat nog altijd doorgaat en waar inmiddels zo’n tienduizend mensen een bijdrage aan leverden.
De foto’s waarmee Martina Gutierrez als ‘transgender Latinx artist’ seksisme aan de kaak stelt komen meteen binnen. De boodschap dringt pas later tot je door.
Ook Christoph Büchel’s Barca Nostra nodigt, mét alle ellende die het werk representeert, allereerst uit tot kijken. Provocerend en controversieel – vrijwel de hele pers sprak er schande van -, maar daarom niet minder fascinerend.
Politiek is de tentoonstelling dus zeker, maar, en precies dat is het punt: altijd wél op de manier van de kunst, dat wil zeggen primair als appel aan de verbeelding. Precies de kracht die maakt dat Soham Gupta’s foto’s géén Novib-kitsch zijn en dat Zanele Muholi ook zonder haar vierdubbele ticket van zwarte, homosexuele, Zuid-Afrikaanse vrouw overtuigt.
May You Live in Interesting Times

Ik denk dat je iemand als Thierry Baudet niet snel op de Biënnale zult tegenkomen. Ik zeg dit niet om Thierry af te vallen, maar om duidelijk te maken dat je op evenementen als deze helemaal aan de andere kant van het spectrum zit. Waar Baudet en de zijnen terug willen naar de geborgenheid van volk en vaderland, vormt de internationale kunst een kosmopolitische biotoop die gedijt in een vloeibare wereld.
Voor de kunstenaars geldt dit nog meer dan voor het publiek. Hoppend van de ene tentoonstelling naar de ander zijn zij het prototype van de eenentwintigste-eeuwse wereldburger die zich, gewapend met smartphone en tablet, overal thuis voelt. Zolang er maar wifi is uiteraard.
May You Live In Interesting Times is de enigszins ironische titel van een tentoonstelling die kaders wil doorbreken – die van de kunst evengoed als die van de samenleving en de politiek. En dat, heel belangrijk, zonder nieuwe op te trekken.
De vraag die overal in doorklinkt is: hoe kunnen leven zonder etiketten en hoe kunnen we effectief opereren in een wereld die niet meer is te overzien en waarin alles in een constante staat van verandering verkeert? Een wereld die ook nog eens voor de noodzaak van grote veranderingen staat.
Kunstenaars gaan ons hierin voor. Niet omdat omdat ze anders of beter zijn maar wel omdat het hun werk is dit soort vragen te stellen en de vinger aan de pols te houden. Een open geest is voor hen een voorwaarde. Hoe zou de verbeelding anders kunnen gedijen?
Heel opvallend ook hoe radicaal de rollen in een generatie tijd zijn omgekeerd, deze Biënnale lijkt er de ultieme bevestiging van. Juist de groepen die in het verleden weinig kansen kregen, juist ook degenen die in de marge leefden, zijn in onze tijd het meest aan zet. Waar het de gevestigde orde veelal aan ontbreekt hebben zij in overvloed: de drive, de inspiratie én de onderwerpen.
De landenpaviljoens
De Biënnale is hét wereldpodium van hedendaagse kunst. Nergens anders krijg je zo’n breed, gevarieerd en rijk beeld van de laatste ontwikkelingen. Dit mede ook dankzij de formule van de landenpaviljoens.
Het aantal deelnemende landen groeit nog altijd. Dit jaar telt de Biënnale er tachtig, dat wil zeggen tachtig autonoom gecureerde en gefinancierde tentoonstellingen. Dat dus bovenop alles wat Rugoff in de centrale expositie bij elkaar bracht.
Maar is deze formule nog wel te handhaven? Ieder jaar klinkt de kritiek luider: moet de Biënnale in onze geglobaliseerde wereld niet afstand doen van haar inherent nationalistisch karakter? Houdt het westen in Venetië niet een verwerpelijk cultureel kolonialisme in stand?
Ik pleit voor behoud: juist de landenformule maakt het evenement uniek. Heel interessant toch ook om te zien hoe al die kunstenaars uit al die landen dit podium gebruiken? Ook als ze dat voor de foute zaak doen.
Nederland: The Measurement of Presence

Na alle gedoe rond de Nederlandse inzending is eindelijk het woord aan de kunst. Wat hebben Remy Jungerman en Iris Kensmil er in Venetië van gemaakt?
Met alle goede wil: veel reden voor enthousiasme is er niet. Daarvoor zijn de afzonderlijke bijdragen simpelweg te mager. Het werk van Iris Kensmil is zowel schilderkunstig als inhoudelijk te dun. Dat van Remy Jungerman is wel sterker maar toch ook teveel cliché om echt te overtuigen.
Dat de presentatie als geheel niettemin werkt zit ‘m vooral in de dialoog met Rietvelds architectuur. Een samenspraak in tijd en ruimte die een mooi en zelfs enigszins ontroerend beeld van de versmelting van twee ver uiteenliggende werelden oplevert.
Toch hoort hier weer een kanttekening bij: wat ons raakt onttrekt zich aan de waarneming van de andere bezoekers. Niet voor niets dat Nederland op geen enkel must-see-lijstje voorkomt (behalve dan dat van Sandra Smallenburg in het NRC). Wij kennen De Stijl en weten van de relatie Nederland-Suriname, maar voor wie niet wat dieper in de achtergronden is ingevoerd valt er in het Nederlandse paviljoen ook dit jaar weer weinig te beleven. The Guardian in ieder geval was er heel gauw mee klaar: ‘The Dutch Pavilion clings hopelessly to the legacy of Mondrian’s utopianism’
De centrale tentoonstelling
Terug naar de centrale tentoonstelling. Rugoff nodigde zo’n zeventig kunstenaars uit en vroeg hen twee verschillende werkgroepen aan te leveren. Een voor de Arsenale, een voor het centrale paviljoen in de Giardini. Een concept dat verrassend goed uitpakt. Een van de grote genoegens van deze Biënnale is de levendige dialoog tussen de verschillende kunstenaars. Twee keer hetzelfde gezelschap maar dan in een andere schikking maakt het plezier alleen maar groter.
Nog iets dat bijdraagt: de lingua franca van de hedendaagse kunst is de beeldtaal van de media. Een taal die maakt dat alle werken iets voorlopigs hebben en vaak meerdere beeldtradities en identiteiten verenigen. Juist door het ontbreken van eenduidigheid staan ze des te meer open voor samenspraak.

Een aantal zalen, zeker in de Giardini, is top. Een hele mooie is die met Avery Singer, Carol Bove en Njideka Akunyili Crosby. Mijn favoriet is die met Nicole Eisenman, Rosemarie Trockel en Jean-Luc Moulène, zelden zo’n fraaie polyfonie van beelden gezien. Twee zalen verder kom je bij The White Album, de video waarmee Arthur Jafa, terecht, de Gouden Leeuw won. Een kunstwerk dat een uitgebreide beschrijving verdient, een volgende post zal er in zijn geheel aan zijn gewijd.
Natuurlijk, niet alles is top, maar de missers worden ruimschoots goed gemaakt door de vele opwindende en uitdagende bijdragen, die van Jesse Darling bijvoorbeeld, of zeker ook Kaari Upson.
Collateral Events
Naast de centrale tentoonstelling in de Gardini en de Arsenale plus de tachtig landenpresentaties zijn er ook nog de zogenaamde Collateral Events, door derden georganiseerde tentoonstellingen die op zichzelf staan maar wel de vlag van de Biënnale mogen voeren. Dit jaar zijn dat er zo’n twintig. Ik noem er een paar zonder er iets van de laten zien.
Voor vrijwel de hele duur van de Biënnale toont Espace Louis Vuitton werk van Philippe Parreno. Gagosian Gallery presenteert tot 8 september een groot Baselitz-retrospectief in de Galleria dell’Accademia. Het Oekraïense PinchukArtCentre brengt ook dit jaar weer werk van de winnaars van de Future Generation Art Prize; in de Ca’ Tron, tot 18 augustus. Het Dallas Museum of Art komt met een Günther Förg-tentoonstelling in het Palazzo Contarini Polignac.
Allemaal exposities van een kwaliteit en omvang die een uitgebreider bezoek rechtvaardigen. Een van de mooiste is die in de Ca’ Pesaro met werk van Arshile Gorky, vriend van Willem De Kooning en een van de grote voorlopers van het abstract expressionisme.
La Pelle

En dan zijn er ook nog de grote verzamelaars en stichtingen die parallel aan de Biënnale, maar verder zonder enige band met het evenement, op prominente locaties in Venetië tentoonstellingen inrichten.
De Pinault Collection, een van de grootste privé-collecties ter wereld, is sinds een jaar of tien van de partij met vaak spectaculaire tentoonstellingen. Na de verpletterende show van Damien Hirst in 2017 kan het niet anders dan dat er dit jaar een tandje wordt teruggezet. Wat niet wegneemt dat ook de tentoonstelling van Luc Tuymans in het Palazzo Grassi een must is.
La Pelle is de titel van de tentoonstelling, De Huid dus, een verwijzing naar dat wat Tuymans’ schilderijen in de eerste plaats zijn, een oppervak of een buitenkant, dat wat afdekt en toont tegelijk en in die dubbele hoedanigheid een van de grote paradoxen van het bestaan verbeeldt.
Door te schilderen naar foto’s betrekt de Antwerpse schilder ons bij het besef wat het betekent om te leven in een wereld waarin de werkelijkheid van de dingen heeft plaats gemaakt voor die van beelden. En om altijd met twee dingen tegelijk te worden geconfronteerd: de afgebeelde werkelijkheid én de werkelijkheid van de afbeelding. Tuymans dramatiseert dit gegeven door mooie, verzorgde schilderijen te maken van beladen onderwerpen. Met als gevolg dat je als kijker even sterk wordt aangetrokken als afgestoten en je terechtkomt in een existentieel niemandsland, een bewustzijnsruimte waar je aan jezelf bent overgeleverd en die tot een nieuwe waardebepaling noopt. De schraalheid van de schilderijen versterkt dit effect. Het lijkt wel alsof ze in een zuurbad gelegen hebben of door de zon zijn gebleekt. Net zoals niet-doorontwikkelde of slecht gefixeerde foto’s roepen ze een werkelijkheid op die je weliswaar herkent maar die zich evengoed weer in zichzelf terugtrekt. Fascinerend en beklemmend tegelijk.
Afsluitend
Dat we in een interessante tijd leven kan niemand ontkennen. Sterker nog: terugblikkend op de geschiedenis zijn er maar weinig periodes aan te wijzen die in zo’n korte tijd zoveel fundamentele veranderingen laten zien als de onze. Dramatischer en spannender is het vaak geweest maar interessanter?
Hoe kan kunst van betekenis zijn? De vraag is alleen maar urgenter geworden.
Volgens Ralph Rugoff in de eerste plaats door zichzelf te blijven en de kracht van de verbeelding voorop te stellen. Alleen dan kan kunst de geest scherpen en het hart raken.
Een opstelling die veel minder voor de hand ligt dan je zou denken. Hoezeer werden de grote kunstevenementen van de laatste jaren niet gegijzeld door een politieke agenda die de goede boodschap voorop stelde en de verbeelding verstikte?
Na de nogal sombere Biënnale van 2015 en de toch ook wat zwaar aangezette editie van 2017 maakt Ralph Rugoff er een uitdagend kijkfeest van. Je voelt de kick meteen: dit is kunst die haar vrijheid koestert, die je zintuigen op scherp zet en tegelijkertijd getuigt van een grote betrokkenheid. Dat ze zichzelf daarbij wel eens overschat en soms zelfs de plank faliekant misslaat is iets wat je graag op de koop toeneemt.
De laatste Art-Updatelezing van dit seizoen is geheel gewijd aan de Biënnale.
Die in Maastricht is inmiddels volgeboekt, in Den Haag, Eindhoven en Tilburg is er wel nog plaats. Klik op de stad voor meer informatie en inschrijving.
Mee naar de Biënnale kan ook! Als je hier klikt kom je bij ons reisaanbod uit.