
Jeroen Bosch, De hooiwagen, detail, ca. 1512-16
Op de morning after trilt de kunstwereld nog na van de opwinding. Na alle spektakel en lof die de opening bracht, is het nu tijd voor beschouwing.
In de Volkskrant ging het vanmorgen over twee dingen: dat het Prado om dubieuze redenen op het allerlaatste moment besloot om maar twee in plaats van vier werken naar Den Bosch te sturen én de bange vraag: wordt het weer net zo druk als laatst in Amsterdam? Driehonderdvijftig bezoekers laat het museum per uur binnen en dat worden er, als alles goed gaat, maximaal vijfhonderd. Nee, zo druk als bij De Late Rembrandt zal het niet worden, maar ik was er gisteren en ook met driehonderdvijftig bezoekers is het al behelpen. Niet dat de zalen uitpuilen maar voor elk werk staat toch zeker een kluitje van een man of tien, vijftien en moet je achter in de rij aansluiten. En als je dan eindelijk aan de beurt bent sta je nog schouder aan schouder. Echt uitgebreid genieten zit er niet in.

Jeroen Bosch, De hooiwagen, ca. 1512-16
De tentoonstelling dan maar laten passeren? Nee natuurlijk niet, de New York Times had groot gelijk toen ze haar lezers voorhield speciaal voor Jeroen Bosch meteen het vliegtuig naar Nederland te nemen: een once in a lifetime experience. Zeker, thuis achter je computer zie je ze beter, maar dan kijk je dus naar een scherm. In Den Bosch hangen ze helemaal schoongemaakt en opgeknapt, prachtig uitgelicht en in hun volle kleurenpracht aan de muur, topfit en blakend van zelfvertrouwen. Zó zag je ze nog nooit en zeker niet met zovelen tegelijk. Het aura van het origineel versus de ‘platheid’ van de reproductie, zelden heb ik het verschil zo sterk ervaren.
Maar er zijn ook andere gewaarwordingen die zich opdringen. Zoals de welhaast onoverbrugbare kloof tussen de moderne tentoonstellingspraktijk en de oorspronkelijke functie van de werken. Oftewel: die tussen kunst en devotie. Of ze nu als altaarstuk voor een kerk, of als object voor privé-devotie zijn bedoeld, de werken van Jeroen Bosch zijn unieke scheppingen, bedoeld om apart gezien te worden, langzaam en telkens weer opnieuw, elk afzonderlijk in staat om het hele verhaal te vertellen. Geëxposeerd als kunst blijft er van deze kwaliteit weinig over.

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel, 1495-1505
Was Jeroen Bosch überhaupt wel een kunstenaar? De vraag is terecht en het antwoord duidelijk: naar onze maatstaven waarschijnlijk niet. Maar wat doet dat ertoe? Feit is dat wij nog altijd door de schilder zijn gefascineerd en dat zijn werk dus op z’n minst voor een deel tijdloos is. Alleen over dàt deel kan het gaan. En is het omgekeerde niet ook waar: dat we ons, kijkend naar Bosch, realiseren hoezeer het mythische nog altijd deel uitmaakt van ons bewustzijn?
Niettemin loont het zich om te proberen dichter bij de wereld van Jeroen Bosch te komen. Cruciaal is daarbij de notie van de natuur als een door god geschreven boek. Reden ook waarom we, als we het hebben over de symbolische verwijzingen in het werk van Jeroen Bosch, in principe de rollen moeten omkeren. Betekenis is gegeven, niet iets dat door de schilder is toegevoegd.

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel, 1495-1505
Jeroen Bosch is bovendien meer een regisseur dan een beeldend kunstenaar. Met name ook in de ruimtelijke enscenering van zijn werk toont hij zijn unieke kwaliteiten. Met opwindende dieptesprongen en lichteffecten, maar ook met vloeiende bewegingen en ritmische herhalingen schept hij bijna filmische arrangementen die tot in het kleinste detail krachtig en helder zijn gearticuleerd.
De tekeningen maken duidelijk hoe belangrijk het ‘denken met de hand’ hierbij is. Je ziet de beelden ontstaan, niet als iets bedachts of geconstrueerds maar als het product van een vrij spel van associaties en gedachten. Dit is ook de basis van de narratieve rijkdom van het werk: de hechtheid van het betekenisweefsel dat voortkomt uit spontane vondsten en beeldrijmen.
Bosch’ beeldwereld lijkt veel op die van de droom: alles is echt en tastbaar maar onttrekt zich tegelijkertijd aan de rationaliteit van tijd, ruimte en handeling. Zijn werk is meer bedoeld om te ervaren dan te beschouwen. Als Michelangelo het in zijn beroemde kritiek op de Vlaamse schilderkunst heeft over het ontbreken van ‘talentvolle, moedige keuzes’ dan doelt hij op de zuiver plastische kwaliteiten van kunst, op een abstracte schoonheid die je kunt proeven en die een zekere intellectuele distantie veronderstelt. En inderdaad bij Bosch niets van dat alles. Anders gezegd: Bosch is een schilder die nog niet is aangeraakt door het idee ‘kunst’. Met al zijn aandacht voor de wereld om hem heen, met heel zijn unieke verbeeldingskracht blijft hij de mysticus die zich in dienst stelt van een bovenpersoonlijk visioen en die je binnen voert in de omvattende betekenisruimte van een bezield bestaan.
Op zaterdag 2 april geef ik in het Gemeentemuseum in Den Haag naar aanleiding van de tentoonstelling in Den Bosch de lezing Jeroen Bosch, schilder. Klik hier voor meer informatie en aanmelding.
Voor zowel HOVO Brabant als HOVO Zuyd bied ik onder de titel Jeroen Bosch, een vierluik een vierdelige cursus aan waarin de kunstenaar en zijn werk in een bredere historische context uitgebreid aan de orde komen. Meer weten? Klik op Eindhoven of Maastricht.
Jeroen Bosch, visioenen van een genie, Noordbrabants Museum, Den Bosch, tot 8 mei