In Notities van een schilder, geschreven in 1908, definieert Henri Matisse een goed schilderij als een fauteuil waarin de geest na een dag arbeid kan uitrusten. La Desserte rouge is uit hetzelfde jaar en geeft een proeve van wat de kunstenaar bedoelt: een schilderij dat niets van je wilt, niet beladen is met symboliek of betekenis, maar volledig in dienst staat van de visuele ervaring. Kleur is essentieel, het beeldelement immers dat als geen ander in staat is de zinnen rechtstreeks te beroeren. Waar het in de klassieke opvatting eeuwenlang als een toegevoegde waarde werd beschouwd, verheft Matisse het tot het dragende element van een pure, autonome schilderkunst.

Het zou nog zo’n vijftig jaar duren voordat Barnett Newman de kleur rood tot enig onderwerp van een schilderij verhief (zie ook Who’s afraid?). Maar gaat La Desserte rouge eigenlijk niet al over precies hetzelfde?
Een heel simpel maar daarom ook zo moeilijk te bevatten idee, dat een kleur het onderwerp van een schilderij kan zijn en dat het daarbij om niets anders gaat dan het rood-zijn van het rood. En hoe dat werkt in relatie tot andere kleuren. Kleuren die mits goed gedoseerd en geplaatst, elkaar optimaal kunnen versterken en een intense kijkervaring te weeg kunnen brengen.
De letterlijke vertaling van La desserte rouge is De rode desserttafel. Tafel heeft hier een dubbele betekenis. Zoals op de tafel in het beeld de schalen, de karaffen en de vruchten zijn uitgestald, zo presenteert het schilderij zich als drager van vormen en kleuren. Het schilderij als een uitstalling van louter kijkvruchten.
Matisse tot Malevich, 6 maart tot 17 september in de Hermitage Amsterdam