Art Update


Een requiem van de schilderkunst

Barnett Newman, Who's Afraid of Red, Yellow and Blue?, 1966-67

Barnett Newman, Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue?, 1966-67

Wat hem ertoe heeft aangezet om er nog een keer over te beginnen weet ik niet. Zou het ‘m nog altijd niet lekker zitten? Kan ik goed inkomen. De oude man die schoon schip wil maken en die dé grote vlek op zijn blazoen wil wegpoetsen. Maar ja, dan wel op z’n Rudi Fuchs. Geen spoor van twijfel maar wel helemaal de prelaat die nog een keer zijn gezag laat gelden.
Had hij dat maar gelaten.
We hadden er met z’n allen allang het zwijgen toe gedaan, het museum, de pers, iedereen eigenlijk wel. Elk om zijn eigen, soms ook dubieuze redenen, maar goed. Sinds de mislukte restauratie is het schilderij nauwelijks meer op zaal te zien geweest en naar mijn weten nooit meer op de plek die het daarvoor altijd zo superieur innam: in het hart van de troonzaal op de belle etage, recht tegenover de grote trap. Dat alle commotie intussen is verstomd, komt niet alleen omdat de hele affaire alweer zo’n vijfentwintig jaar terug ligt – wie maalt er nog om? -, maar ook – en dat is veel erger – omdat het werk van Barnett Newman, net als de koele abstracte kunst van Donald Judd of Ellsworth Kelly, door velen intussen wordt gezien als een historisch misverstand. Hoe men dát ooit serieus heeft kunnen nemen?
Dat laatste met name maakt de hele toestand rond Who’s Afraid vooral zo navrant: afgedankt door het publiek en dan ook nog verlaten door degenen die er pal voor zouden moeten staan.
Fuchs gooit er met zijn artikel in De Groene Amsterdammer nog een schep bovenop. Wie kan zich na lange tijd fijnzinnige nuances van kleuren wel precies herinneren? lezen we. Even verder gaat het over hoe essentieel maat en proportie voor een schilderij zijn – het eerste immers wat een schilder bepaalt –, daarmee implicerend dat al die aandacht voor verf en kleur overdreven is. De kern van zijn betoog is: de restauratie mag dan voor sommigen te hard zijn, het schilderij is in essentie intact. Een betoog gebouwd op valse argumenten en aanmatigende oordelen, waarmee niet alleen dit werk maar een hele schilderkunst ten grave wordt gedragen.
Bijna op het einde komt de aap uit de mouw: Omdat ik alle controverse wil vergeten heb ik besloten dat de zogenaamd vlakke restauratie van het Amsterdamse schilderij nog zo slecht niet was. Als het niet zo treurig was zou je erom kunnen lachen: de vorst zonder land die in de naam van zijn volk een beslissing neemt.
Ik zou zeggen: hou op met je in allerlei bochten te wringen en zeg waar het op staat. De waarheid is dat het museum, in overleg met de gemeente, het niet op een eindeloze en wellicht ook kansloze procedure tegen restaurateur Daniel Goldreyer durfde te laten aankomen en ervoor koos diens broddelwerk formeel als ‘adequaat’ aan te merken. Aan Fuchs als de aantredende nieuwe directeur de taak om de publieke opinie hierin mee te krijgen. Wat hij deed door in de krant Newmans schilderij als een in essentie conceptueel werk te beschrijven en daarmee het belang dat de liefhebbers aan de subtiele kwaliteiten van de verfhuid toekenden te bagatelliseren. De een ervoer dat als verraad, de ander had begrip voor de politieke noodzaak, de meesten hadden geen eigen oordeel en accepteerden zijn gezag. Hoe je er ook naar kijkt, vals was het zeker.
Misschien is het gewoon tijd voor een excuus. Aan Ernst van de Wetering bijvoorbeeld, een van die liefhebbers die zich die fijnzinnige nuances wel degelijk nog herinnerde en om die reden als een van de eersten aan de bel trok. Maar vooral ook omwille van de kunst zelf en de abstract geometrische in het bijzonder. Kunst die ons verrijkt heeft met opwindende inzichten en kijkervaringen, waar Rudi Fuchs het beste van zijn leven aan heeft gegeven en waarvan Who’s Afraid ooit het stralend middelpunt was.

Meer lezen? Zie ook
Who’s afraid I
Who’s afraid II
Who’s afraid? Ann Goldstein?
Who’s afraid III
Who’s afraid? Exit
Who’s afraid IV