Geesje Kwak, alleen al die naam! Broos en weerbaar tegelijk, met de onbevangenheid van een meisje van zestien maar ook met de melancholie van de jonge vrouw die het allemaal al gezien heeft. Nu pas, nu alle kimono-schilderijen die Breitner met haar maakte bij elkaar hangen, dringt het pas goed tot je door hoezeer deze beroemde doeken ook portretten van háár zijn. Vanuit telkens weer andere hoeken komt ze in beeld. Zichzelf in de spiegel bekijkend, doelloos voor zich uit starend of soms ook een blik met de toeschouwer delend. Altijd enigszins gereserveerd en dromerig.
Wat je je op dat zelfde moment óók realiseert is dat je dus naar twee werken tegelijk kijkt: het portret van Geesje én het schilderij als een bedachte compositie. Twee hoedanigheden die zover uit elkaar liggen dat ze eigenlijk niet in een werk te verenigen zijn, de ene het echte leven, de ander de droom, de ene de werkelijkheid de ander de kunst.
De afstand tussen beide wordt nog groter zodra je opmerkt dat het eerste heel wat moeizamer tot stand is gekomen dan het tweede. Hoe fraai zijn doeken ook zijn, het schilderen ging Breitner niet altijd even makkelijk af, zeker niet als hij met zijn penselen in de ruimte moest boetseren. Kijk maar naar de kop van Geesje, haar armen en handen. Op sommige momenten heel mooi en ingetogen, op andere momenten voel je ook het stugge gewroet.
Hoe anders is het schilderij als zuiver decoratieve compositie: hier geen enkele aarzeling, we zien een schilder aan het werk die met een superieur gevoel voor kleur en structuur een rijk tapijt van verf opbouwt. Elke toon, elke toets is raak, overal voel je dezelfde tintelende spanning, je ogen verliezen zich in puur kijkgenot.
En floep, opeens is Geesje er weer, alsof er in je hoofd een schakelaar wordt omgezet en je terug bent in de werkelijkheid. Geesje die zo nadrukkelijk aanwezig is maar waar je maar zo moeilijk hoogte van krijgt. Wie was zij eigenlijk? Wat is haar verhaal?

Hendrik Breitner, Geesje Kwak in Japanse kimono, 1893-95
De foto’s die Breitner van haar maakte brengen haar al een stuk dichterbij. Frêle figuur, mooi kopje. Vermeers meisje met de parel, hetzelfde type en dezelfde schoonheid maar dan overgeheveld naar de moderne tijd. Vastgelegd in een nieuw medium dat in zijn onverbiddelijk realisme nog allerlei saillante details toevoegt: haar wat grote, grove handen, het vuil onder haar nagels.
Geweldige foto’s trouwens, superieur qua licht, zijdezacht van toon. Breitner was, wellicht zonder dat zelf te weten, een van de eerste grote kunstfotografen, gezegend met een blik die voor de camera is geschapen. De Geesje die hij hiermee vastlegde had hij misschien ook wel graag in verf gevangen. Zou dat niet het perfecte schilderij zijn geweest?
Wellicht, maar aan de andere kant: draagt niet juist dat onopgeloste conflict en zelfs die stugheid in de uitvoering, bij aan de overtuigingskracht van de werken? Is daardoor niet de vraag naar de rol van Geesje tot eigenlijk onderwerp geworden? Anders gezegd: maakt zijn ongerijmdheid het werk niet juist beter?

Hendrik Breitner, De rode kimono, 1896
Om de schilderijen op waarde te kunnen schatten moeten we terug naar de late negentiende eeuw. Naar een wereld vol problemen en conflicten en een mensheid die het gevoel had de weg kwijt te zijn. Breitners schilderijen met Geesje geven uitdrukking aan de gecultiveerde melancholie van het Fin de Siècle. Tegelijkertijd horen ze bij een kunst die de droom van een hersteld verbond verbeeldde. Met voorstellingen ontleend aan exotische culturen, of ook met het beeld van een arbeidersmeisje uit de Dapperbuurt gehuld in een Japanse kimono. Gekunstelder kan niet, en juist dat maakt deze schilderijen zo fascinerend.
Breitner, Meisje in kimono, Rijksmuseum Amsterdam, tot 22 mei