Schoonheid is een vreemde zaak. We zijn er allemaal naar op zoek, maar zodra het een doel op zichzelf wordt zetten we er vraagtekens bij. Dan is het al gauw té mooi of alléén maar mooi. Echte schoonheid is zich niet van zichzelf bewust. Ze is het product van iets anders, iets hogers of iets lagers, maakt niet uit, als het maar niet gezocht is. Maar hoe zit het eigenlijk met lelijkheid? Bestaat die ook in een goede en een foute variant?
De vraag drong zich aan me op toen ik in het Bonnefantenmuseum voor de wandkleden van Grayson Perry stond. Lelijkheid van de zuiverste soort, 100% Engels. Alleen al die kleuren. Wie ooit een keer naar een show op de BBC heeft gekeken herkent ze meteen: roze en mint, paars en oranje, als het maar het netvlies tart. De vormen en lijnen idem dito, iedere plastische articulatie is consequent gemeden. Van alles heel veel, dat ook. Allemaal even onbeholpen gedaan maar technisch met zoveel toewijding en vakmanschap dat je vanzelf gaat twijfelen. Mis ik hier iets? Het zal toch niet voor niets zijn, al die inzet en al die aandacht?

Grayson Perry, The Walthamstow Tapestry, 2009, detail
Het grootste werk op de tentoonstelling is The Walthamstow Tapestry, een vijftien meter lang wandkleed dat het leven in zeven fasen verbeeldt. Een tijdloze, mythische voorstelling, duidelijk geïnspireerd op de beroemde Tapisserie de Bayeux en tegelijkertijd een humoristische en kritische analyse van de wereld van nu. De namen van heiligen en koningen zijn vervangen door die van merken, de commercie heeft het van de kerk overgenomen en de mensheid is overgeleverd aan nieuwe machten als marketing en branding.
Toch blijft de vraag waar het werk nu eigenlijk over gaat. Over de tragiek van ons bestaan? Over iets dat er niet meer is? Perry wordt alom geprezen om zijn formidabele vakmanschap, om de wijze waarop hij de eenheid van leven en werk celebreert, om zijn verzet tegen het kunstestablishment en het feit dat zijn werk zo toegankelijk is. Lof die vooral benadrukt wat het niet is: niet intellectueel, niet afstandelijk.

Grayson Perry, The Mother of all Battles, 2011
Anti-kunst dus? Ja maar dan wel als een typische uiting van Britishness, een diep geworteld verzet tegen elke esthetische verhevenheid en pretentie. Kunst als een travestie van het leven, zoiets. Life is but a joke, neem het allemaal vooral niet te serieus. Perry’s werk is een verkleedpartij waarin alle waarden worden omgekeerd. Op zijn sterkst is het werk als die omkering ook zelf onderwerp is. In een eenvoudige vaas als I love beauty of een fotowerk als The Mother of all Battles. Bij de grote wandkleden wordt het vooral bizar, dan raakt de pun verloren in een zee van loze versierdrift.
“Alleen de grootste zuurpruim kan dat alles weerstaan”, schreef Sacha Bronwasser in haar vijfsterrenrecensie in de Volkskrant. Mag zo zijn, voor mij bleef de vraag: hoeveel charmante onbeholpenheid kan een mens hebben?
Grayson Perry, Hold Your Beliefs Lightly, Bonnefantenmuseum Maastricht, tot 5 juni