
Het spannendste aanzicht biedt het nieuwe Stedelijk vanaf het pad aan de achterkant van het Van Goghmuseum. De glanzend witte kap van de nieuwe entreehal werkt dan als een zwevende schijf met daar bovenop een soort futuristische cockpit.

Een heel ander perspectief ontstaat vanaf de Van Baerlestraat, op de hoogte van het Concertgebouw. Hier wordt duidelijk dat in het ontwerp rekening is gehouden met het ‘ezelsoor’, de altijd al zo verfoeide groene flap waar Albert Heijn in is gevestigd. De schuine lijnen van het gebouw zijn overduidelijk in rijm met het oplopende grasveld getekend.
Navraag bij architect Mels Crouwel op de press preview leverde de bevestiging. In plaats van het gebouw met de rug naar de flap te zetten, zoals in alle andere ingediende ontwerpen, heeft hij het 180 graden gedraaid. Met de ingang naar het Museumplein dus. Een stedenbouwkundige oplossing met grote voordelen, maar die wel de noodzaak met zich meebracht om de flap in het ontwerp te integreren.

Misschien dat het in de toekomst ooit nog echt wordt opgelost als de Albert Heijn wordt afgebroken en Crouwels ontwerp de ruimte krijgt die het nu ontbeert. Want hoe je het ook wendt of keert, ongelukkig blijft het wel.

Verder valt er niet zo veel te melden. De kunst moet het gaan doen en dat is ook wat het gebouw suggereert. Geen show-architectuur, gewoon rustige zalen, helder geordend en een uniform ontwerp voor de oude en de nieuwe ruimten. Alle mogelijke nieuwe technische voorzieningen en 70% meer expositieruimte, daar gaat het om.

Het spektakel werd bewaard voor de nieuwe entreehal: de zwevende luifel, de al vaak genoemde ‘badkuip’ en als klapstuk de gele ‘tube’ met de lange roltrap over twee verdiepingen. Hier ook vindt de ontmoeting plaats tussen oud en nieuw. Glanzend hightech design ontmoet 19e-eeuws baksteenclassicisme. Spannend en opwindend, zeker, maar ook voor discussie vatbaar. Zoals het hoort bij een belangrijk gebouw als dit.
Het nieuwe Stedelijk gaat op 23 september voor het publiek open.