Anish Kapoor, Internal Object in Three Parts, 2013-15
Hoe het allemaal gegaan is wordt nergens duidelijk. Wie nam het initiatief? Wat was de aanleiding om juist Kapoor te vragen? Waren diens werken er al of zijn deze pas ná de uitnodiging tot stand gekomen? Anish Kapoor, Internal Object in Three Parts, 2013-15
Never mind, wat telt is dát ze er hangen en ons uitdagen met nieuwe ogen naar kunst te kijken. Naar Rembrandt in het bijzonder.

In een interview in de NRC vorige week benadrukt de Britse kunstenaar dat het hier om een dialoog gaat en niet om een competitie. Die zou hij alleen maar kunnen verliezen. En zo is het natuurlijk.
Een dialoog dus, maar hoe moeten we die dan verstaan? Noch van de teksten van het Rijks, noch van het interview worden we veel wijzer. Ja dat ‘Kapoor aansluit bij de schilderkunstige traditie van Rembrandt van Rijn, Chaïm Soutine en Francis Bacon en thema’s als geweld, trauma en sociale en politieke onrust op de agenda zet’, maar verder, als het om de schilderkunst zelf gaat?
Misschien moeten we eerst maar eens bij Rembrandt te rade gaan.
Het schilderij dat niet in het Rijks hangt, maar door de aanwezigheid van Kapoors werken wél voortdurend voor je geest komt, is diens De gevilde os in het Louvre. Een geweldig schilderij dat gruwelijk en mooi tegelijk is en alleen daarom al met groot gemak de eeuwen trotseert.

Rembrandt, De gevilde os, 1655
Het werk krijgt een specifiekere betekenis als we in de opgehangen os een geabstraheerd beeld van de kruisiging herkennen, losgeweekt uit de Christus-mythe en overgeheveld naar het nabije leven. Rembrandt schilderde het wellicht voor een humanistisch geschoolde clientèle die aangesproken wil worden op zijn vermogen om de grote bestaans- en geloofsvragen op persoonlijke titel tegemoet te treden. Met dit rauwe en pakkende beeld daagde de schilder de moderne kijker niet alleen uit om de vergankelijkheid recht in de ogen te kijken maar ook om de vitaliteit van pure schilderkunst te ervaren. Als een tegenkracht die ten diepste raakt aan het mysterie van zowel het bestaan als van zijn vak: hoe uit materie die in beweging is gebracht het leven zelf spreekt.
Op dit punt met name komt ook Kapoor weer in beeld. Ook hem gaat het niet om de gruwel van het abattoir maar om een poging dieper door te dringen in het wezen van de schilderkunst. Hoe ieder schilderij ook een lichaam is. Met een huid die opengebroken kan worden om zicht te bieden op zijn substantie.
Maar er is meer: de dialoog in het Rijksmuseum stelt ook op uitdagende wijze de vraag aan de orde welke betekenis geschiedenis voor ons heeft. Waar deze laatste zich vanaf de vroege negentiende eeuw ontwikkelde tot een gezaghebbend instituut dat een groot verhaal uitdroeg – Cuypers’ museum is er dé belichaming van -, is ze in de eenentwintigste eeuw de caleidoscopische spiegel geworden van een oneindig complexe werkelijkheid. Mét de wereld is ook de geschiedenis in scherven uiteen gevallen.
Toch is er in de kern minder veranderd dan we denken. Het grote verhaal mag dan plaatsgemaakt hebben voor een veelheid van vertellingen, de thematiek is daarmee niet persé anders geworden. Wél wordt deze op een toegankelijkere, menselijkere manier aan de orde gesteld. Kapoor laat zien hoe het kan werken. Hij verstaat zich, als kunstenaar van nu, vanuit zijn persoonlijke belangstelling met Rembrandt en opent al doende onze ogen voor de tijdloze, universele aspecten van diens werk. De zeventiende-eeuwse meester wordt opeens ook de moderne materie-schilder die, bevrijd uit het keurslijf van de geschiedschrijving, veel dichter bij ons staat dan we ooit dachten.