
Siliconen polyesther, urethaanhars, acryl, Keith Edmier gebruikt de kille materialen van een wereld waarin alles namaak is. Een harde, onpersoonlijke wereld waar weinig ruimte is voor romantiek.
Dit is ook wat je ervaart als je op het werk afstapt: een zekere afstandelijkheid en ondoordringbaarheid. Deze heeft niet alleen met het materiaal maar ook met de typologie van de beelden te maken. Je waant je tussen modepoppen of op een filmset. Alles is tot in het kleinste detail zoals in de echte wereld, maar dan wel als surrogaat.
Een heel vreemde ervaring eigenlijk. De grote hal van het museum is bevolkt met figuren die een voor een heel uitgesproken en herkenbaar aanwezig zijn maar zich evengoed aan je waarneming lijken te onttrekken. Alsof de kunstenaar je ervan wilt weerhouden om echt van zijn werk te houden. Dat terwijl hij deze behoefte wel degelijk oproept.

Neem een van de hoogtepunten van de tentoonstelling: het beeld van de zwangere Beverly Edmier. Helemaal uitgevoerd in glanzende, halftransparante kunststof en aangekleed met een echt wollen pakje. De ‘plastic’ kleuren van het haar en het lichaam in fraaie harmonie met het roze van de stof. ‘1967’ is aan de titel toegevoegd. De moeder van de kunstenaar? Dat moet wel haast. Keith is van 1967, met andere woorden: in het baby’tje in haar buik zouden we zoiets kunnen zien als een prenataal zelfportret.

Persoonlijker en intiemer kan haast niet. Op het precieuze af. Dat het toch helemaal in balans blijft heeft alles met de techniek en het materiaal te maken. Zó dichtbij kan alleen als er ook afstand is.
In de Vleeshal staan de figuren, op de eerste verdieping zijn de ‘bloemstukken’ samengebracht. Weer een heel ander verhaal en toch wel weer vergelijkbaar. Ook hier speelt Keith Edmier zijn verfijnde spel van aantrekken en afstoten. Een strategie die hem de mogelijkheid biedt om te getuigen van een persoonlijke en intense betrokkenheid en toch alle ruimte te laten aan de toeschouwer. Sterk werk.
Keith Edmier, De Hallen, Haarlem, tot 26 mei