
Anselm Kiefer,Heroisches Sinnbild IV, 1970
Het Centre Pompidou mag het grote overzicht van Anselm Kiefer dan wel presenteren als het derde retrospectief dat het museum wijdt aan de belangrijkste levende kunstenaars van nu, na dat van Gerhard Richter in 2012 en die van Jeff Koons in 2014, één blik in de catalogus maakt duidelijk dat de tentoonstelling veel meer is dan de volgende in een reeks. Al na een paar regels gaat het over de verschrikkingen van de oorlog en de holocaust, over de hieraan verbonden schuldvraag en meer algemeen over het erfgoed van de Duitse kunst en cultuur. In alles wat er verder staat geschreven – het geldt ook voor de zaalteksten – voel je de lading die het werk van de kunstenaar nog steeds heeft. Bij Kiefer geen intellectuele distantie, laat staan ironie, maar vragen die er diep insnijden en die nog maar weinig aan actualiteit hebben ingeboet.
In de lange rij voor de ingang met mensen uit alle windstreken, veel jongeren ook, komen allerlei gedachten bij je op. Is dit nog wel een kunst-tentoonstelling, of toch eerder zoiets als een collectief ritueel? Dat je voor oer-Duitse kunst naar Parijs moet, dat alleen al! Om naar werk te kijken dat in alle opzichten diametraal staat tegenover van alles wat Frankrijk door de eeuwen heen heeft voortgebracht. Dat is toch zeker niet zomaar? En dat de kunstenaar al zo’n twintig jaar in Frankrijk woont en werkt en hij uitgerekend hier, bij gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, in dé kunsttempel van het land dat altijd de grote vijand was, zijn eerste grote retrospectief inricht, wat zegt dat over zijn positie?
Eenduidig is het zeker niet, maar dat is nu juist ook de kracht van het werk van Kiefer. Je geeft je er makkelijk aan over maar je moet het vervolgens zelf uitzoeken. En dat is niet eenvoudig. Neem de vraag van de Duitse identiteit. Hoezeer hij zichzelf er ook mee verbindt, hoe diep zijn werk ook in de geschiedenis van zijn vaderland is geworteld, Kiefer benadert het Duits-zijn als een problematisch en gelaagd concept waar hij zich mee vereenzelvigt maar waar hij tegelijkertijd ook afstand van neemt. Om dit tot onderwerp van kunst te kunnen maken moest hij het eerst bevrijden uit de context waar het sinds de oorlog in gevangen zat. Makkelijk ging dat niet, als breekijzer kwamen er schilderijen bij te pas waarop hij zichzelf in een romantisch landschap afbeeldde terwijl hij, gekleed in het Wehmacht-kostuum van zijn vader, de Hitler-groet bracht. Pas daarna ontstond de ruimte om het concept met nieuwe betekenissen te kunnen verbinden en het weer deel te maken van de geschiedenis. Een getroebleerde geschiedenis dat zeker, maar wel ook een levende die – en dat is de conclusie waar je niet omheen kunt – evengoed van ons is als van elk ander.

Anselm Kiefer, Der unbekannten Maler, 1982
De tentoonstelling biedt met zo’n zestig schilderijen een overzicht van het oeuvre als geheel, vanaf het begin van de jaren zeventig tot nu. Niet alles is er – met name de sculptuur blijft onderbelicht – maar wát er is maakt grote indruk. Beginnend met enkele vroege sleutelwerken – onder andere twee doeken uit de collectie van het Van Abbe: Varus en Märkischer Heide – en eindigend bij enkele grote recente werken, volg je de weg van de kunstenaar. Overigens, ook Boijmans en het Stedelijk zijn met enkele top-Kiefers prominent aanwezig.
Toch is de opzet eerder thematisch dan chronologisch. Via zalen als ‘Mythes germanique’ of ‘La valeur des ruines’ dring je steeds verder door in de zienswijze van de kunstenaar. Kiefer toont de geschiedenis in zijn volle gewicht, schuwt de duistere kanten ervan niet, maar schept een beeldwereld in de eerste plaats een universeel monument van menselijkheid is.
Meteen bij binnenkomst wordt duidelijk dat kunstenaar het over de oorlog wil hebben, met name over hoe in Duitsland het verleden is weggestopt. Gaandeweg echter realiseer je je dat de thematiek veel breder is. Dat het weliswaar over Duitsland gaat maar meer nog over de romantiek als een brede onderstroom van de Europese cultuur. Kiefer doet dit met een denk- en beeldwereld die fragmentarisch, intuïtief en associatief is, met een dionysische onderdompeling die een mythisch verlangen naar eenheid en verbondenheid wakker roept. Deze wordt in een Duits-historisch perspectief geplaatst maar krijgt in de uitvoering een universele dimensie. Wie zich tot kijken laat verleiden wordt onherroepelijk mee-verantwoordelijk gemaakt.
Je zou het bij dit alles haast vergeten maar Kiefer is een geweldige schilder. Niet een overigens die het makkelijk afgaat. Integendeel, eerder een kunstenaar die het eruit moet trekken. Of in zijn geval: slaan. Want dat is bijna letterlijk wat hij doet, zijn doeken met energie laden door ze te lijf te gaan. Met als resultaat een kunst die in zijn zuiver fysieke kwaliteit onweerstaanbaar is. Niet persé mooi, althans niet móói mooi, maar van een bedwelmende kracht waar je je maar al te graag door laat meevoeren.
Anselm Kiefer, Centre Pompidou, Parijs, tot 18 april
.