Kunst onderging al vaker het lot van de boodschapper van het slechte nieuws. En ook nu weer, in een crisis die veel meer is dan een economische of financiële neergang, krijgt ze van velen het verwijt deel van het probleem te zijn. Kunst heeft de schoonheid verraden, schept verwarring en vervreemding, is verworden tot het speeltje van de culturele elite en de slaaf van het grote geld.

Verwijten als deze klonken ook al in de late 19e eeuw. De eigentijdse kunst werd afgewezen als een uiting van een decadente wereld zonder waarden, van een massacultuur die louter gehoorzaamt aan de wetten van de commerciële exploitatie. De reactie bleef niet uit. In de jaren ’80, in een periode van een zich snel verdiepende economische en sociale crisis, trad een aantal kunstenaars met een nieuwe boodschap naar voren: kunst in dienst van de gemeenschap en vooral ook als middel om de verloren band met de natuur en de kosmos te herstellen. Voor velen was Paul Gauguin het grote voorbeeld, de kunstenaar die ons letterlijk en figuurlijk voorging op weg naar een nieuw paradijs.
Of dit het antwoord is dat we ook nu weer kunnen verwachten? Feit is dat het al ooit gegeven is en – wat later weer – ontmaskerd als een vlucht uit de werkelijkheid. En misschien ook dit: wat zich in de late 19e eeuw voor het eerst aankondigde lijkt nu onontkoombaar geworden; het besef te leven in een wereld die geen betekenis heeft, behalve die welke we er zelf aan wensen toe te kennen.