Tot niet zo lang geleden leefden we in een wereld vol betekenis. Een boom was een boom en de bakker bakte brood. Elk object, elk verschijnsel en ieder mens was deel van een alomvattende, natuurlijke orde.
In de wereld waarin wij nu leven staat een boom voor bedreigde natuur en is de warme bakker een marketingconcept. Het is een wereld die te complex en veranderlijk is om vanuit één perspectief beschreven te kunnen worden, een wereld ook zonder gezag en zonder betekenis.

In de oude wereld was stijl uitdrukking van een collectief beleden idee. Dit gold ook nog voor de moderne kunst. Ook deze beantwoordde aan een aantal algemeen geldige regels: ze was zuiver, authentiek, origineel en stond in dienst van het ideaal van het zichzelf verwerkelijkende individu. Daarbij was ze venster op de metafysische wereld.
De kunst van nu kent geen stijl. In een wereld die geen betekenis meer lijkt te hebben heeft ze fundamenteel afstand gedaan van het idee omvattende uitspraken te kunnen doen.
Veel kunstenaars van nu vinden houvast in het werk van de Franse filosoof Gilles Deleuze. Deze beschrijft de werkelijkheid in termen van concepten en definieert denken als een vorm van activisme. In meningen is hij niet geïnteresseerd, in discussie nog minder. Denken is een voortdurende staat van wording, van openheid en alertheid, van ontvankelijkheid voor processen van verandering.
Deleuze’s definitie is nauw verwant met de methoden van de kunst van nu. Ook hier staan verandering en dynamiek voorop, is de weg het doel en zijn meningen niet interessant.
Kunst als activisme, als een telkens opnieuw doordenken van de wereld en het leven. Een aantrekkelijke en ter zake doende definitie. En wellicht ook een mogelijkheid om tot een nieuwe betekenis te komen.
(Zie ook Kunst en crisis I en Kunst en crisis II)