
‘L’ art pour l’ art’, in de late negentiende eeuw was het een leus waarmee de avant-garde zich afwendde van de onwaarachtige esthetiek van de bourgeoisie. Hoeveel lezers Timmermans spellingsgrapje begrepen hebben is de vraag. De suggestie is niettemin treffend: wat ooit de strijdkreet was van de artistieke voorhoede is inmiddels het platte en holle label voor onbegrijpelijke en eenkennige kunst geworden. “Het doorgeschoten ‘laar poer laar’-denken heeft van de kunst teveel een mooi reservaat gemaakt, waar het voor de liefhebber heerlijk toeven is, maar waar, door de mentale hekken die eromheen staan, de kunst te weinig in staat wordt gesteld haar kracht volledig te ontplooien”, lezen we vanmorgen in de Volkskrant.
De taal alleen al, de schrik slaat je om het hart. God behoede de kunst voor de Frans Timmermansen van deze wereld. En die zijn er helaas heel wat. Vervuld van goede bedoelingen en verblind door het grote gelijk pleiten ze voor ‘een sterk narratieve benadering, voor verhaallijnen die uitnodigen tot reflectie en introspectie’. Kunst moet dus verhalen vertellen, liefst met een duidelijke boodschap en – het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar tussen de regels gaat het nergens anders over – ter verheffing van het volk.
Dat Frans Timmermans wordt uitgenodigd om met een pleidooi voor politiek correcte kunst een tentoonstelling te openen – zoals afgelopen zaterdag in het Van Abbemuseum – is een teken aan de wand. De kunst wordt sowieso al van alle kanten belaagd, ongewenste avances van politici is wel het laatste waar ze op zit te wachten.
Nog een ding: kunst gaat niet over sterke verhalen maar over sterke beelden. Het moge duidelijk zijn dat Frans Timmermans meer opheeft met de eerste. Daar is dan meteen ook alles mee gezegd.