
Mark Rothko, Untitled, 1953
Het probleem met een Rothko-tentoonstelling is dat er veel te veel te zien is. De tentoonstelling in Den Haag vormt daar geen uitzondering op. Wat één schilderij apart kan teweeg brengen, wordt weer teniet gedaan door het in een reeks te tonen. En dat is in een museum nu eenmaal altijd het geval. Je komt een zaal binnen en daar hangen ze, als de kralen aan een ketting.
Bij de meeste kunstenaars is dat geen probleem, bij Rothko werpt het een vrijwel onoverkomelijke barrière op. Opgehangen in een reeks krijgen de doeken precies de kwaliteit waar de kunstenaar zo beducht voor was, die van decoratie. Wie wat meer in het verhaal van Rothko duikt zal leren dat dit een van zijn grote frustraties was. Dat de mensen zijn kunst als ‘mooi’ betitelden. Indrukwekkend van formaat en zo intens van kleur, dat soort lof. Het misverstand was groot en veelal onoverbrugbaar. Hém was het om iets heel anders te doen. Om een beeldruimte waarin kleur zich als een levende, geestelijke entiteit kon openbaren. Leg dat maar eens uit. Zelden was iets van waarde zó weerloos.

Mark Rothko, Untitled, 1970
Nog iets dat je op een tentoonstelling van Rothko danig in de weg kan zitten: het feit dat je weet van het tragische einde van de kunstenaar. Dat iemand die zo’n prachtige kunst maakte, die zó werd bewonderd, zelf geen vreugde aan zijn bestaan kon ontlenen. Althans zeker niet in zijn laatste jaren. Het voelt bijna als verraad: alsof je gestraft wordt voor een liefde die intens en oprecht is, maar die blijkbaar niet kan bestaan.
Toch past deze tragiek perfect bij het werk. Ook zonder de zelfmoord doet de schoonheid ervan pijn. Iets wat trouwens ook geldt voor het werk van een aantal tijdgenoten: Barnett Newman, Nicolas de Staël, Arshile Gorky. Grote schilders van direct na 1945. In het begin van de eeuw geboren, in de bloei van hun leven geraakt door crisis en oorlog en pas op relatief late leeftijd als kunstenaar tot ontwikkeling gekomen. Voor altijd getekend door de oorlog, beladen met een last die ze niet konden dragen.
Sublieme, abstracte schoonheid was hun antwoord, kunst die niet van deze wereld is. Dat geldt zeker voor de doeken van Rothko. Ze zijn niet geschilderd maar ontstaan. Als het product van een gegeven krachtenspel. Ieder schilderij is uniek maar verbeeldt tegelijkertijd een ultieme uitspraak. Over kunst maar ook over het leven als geheel. De ideale Rothko-tentoonstelling zou met één volstaan.
Mark Rothko, Gemeentemuseum Den Haag, tot 1 maart