- Marlene Dumas, Het kwaad is banaal, 1984
Het moet ergens halverwege de jaren tachtig zijn geweest. De Jan van Eyck Academie organiseerde bijeenkomsten met kunstenaars die aan de weg timmerden en dit keer was het de beurt aan Marlene Dumas. Ze was begin dertig en had al enige naam gemaakt met haar autobiografische, psychisch beladen schilderijen. Wat me van die avond vooral is bijgebleven is de volkomen ongedwongen wijze waarop de kunstenaar zichzelf en haar werk presenteerde. In gewone mensentaal, zonder enige poeha, artistieke air of wat dan ook. Misschien zelfs wel een beetje té gewoon. Ging het hier überhaupt wel over kúnst?
De vraag was des te meer op z’n plaats omdat ook de commentaren op haar werk meer aandacht schonken aan het verhaal erachter dan aan de schilderijen zelf. De Zuid-Afrikaanse roots van de kunstenaar, haar persoonlijke ervaringen en herinneringen, de strijd tussen zwart en wit, tussen man en vrouw, dáár ging het vooral om. Een verhaal dat des te meer lading had omdat Nederland juist in deze dagen ernstig worstelde met haar Zuid-Afrika-standpunt. Anti-apartheidsactivisten namen fel stelling tegen de gevestigde orde die zich de Zuid-Afrikaanse sinaasappels prima liet smaken en Mandela zag als de leider van een terroristische organisatie. Voor beide kampen overigens leende het werk van Dumas zich niet bepaald als uithangbord. Daarvoor was het simpelweg te persoonlijk, te particulier. Wat vooral in het linkse kamp de nodige scepsis opriep.
Over de zuiver schilderkunstige aspecten ging het in verhouding maar weinig. Wat niet wegneemt dat de kunstenaar juist ook hier bewondering mee oogstte. ‘Ambachtelijk heel knap geschilderd’ heette het steevast, een kwalificatie die op zich al volstond om haar werk op een voetstuk te plaatsten en het er verder niet meer over te hebben. Want was dat niet juist wat zolang aan de moderne kunst had ontbroken: liefde voor het vak?
Dumas kwam er in het enigszins dubieuze gezelschap mee van mensen die weinig met hedendaagse kunst op hadden. Niet verwonderlijk dan ook dat de kunstenaar naast bewondering ook fikse kritiek te verduren kreeg. Deze kwam vooral uit de hoek van de artistieke incrowd: te verhalend, teveel op materiaal en effect, te weinig inhoud en substantie. Schilderkunst was vanaf het einde van de jaren zeventig weliswaar weer volop in ere hersteld, maar dat was vooral het werk van postmoderne kanonnen als Richter en Kiefer, of de zelfbenoemde Malerfürst Lüppertz. Mannen met een ego die in grootse stijl stelling namen tegen het modernisme en hun eigen plaats opeisten in de geschiedenis. De doorleefde maar ingetogen schilderkunst van Dumas stak hier maar bleekjes bij af.
- Marlene Dumas, Osama, 2010
Inmiddels zijn we dertig jaar verder en wordt de kunstenaar met een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk geëerd als een van de grootheden van onze tijd. Oók internationaal is ze een ster.
De redenen waarom Marlene Dumas nu zo bejubeld wordt zijn in principe dezelfde als waarom ze in haar beginjaren zoveel weerstand opriep. Allereerst omdat ze kunst maakt die door en door vrouwelijk is. Niet alleen vanwege haar onderwerpkeuze, ook niet persé omdat ze zelf een vrouw is maar wel als het gaat over de sensitiviteit die uit haar werk spreekt. Wars van de plastische spierballentaal die in haar jonge jaren nog de norm was. Eerder uitnodigend tot beleving dan tot beschouwing.
Daarbij wordt Dumas terecht geëerd als een van de eerste schilders die uitgebreid gebruik maakte van foto’s en een brug sloeg tussen kunst en beeldcultuur. Inmiddels is dat common practice, dertig jaar geleden riep dat nog heel wat bedenkingen op.
Het is geen verdienste maar nog iets waarmee ze haar tijd ver vooruit was: het feit dat ze vanuit een kosmopolitische achtergrond opereerde en deze tot onderwerp van haar kunst maakte. Ze deed dit al toen de Muur nog moest vallen, in China alle deuren en vensters nog dicht waren en het westen de agenda dicteerde, ook in de kunst.
Toen Marlene Dumas in 1976 Zuid-Afrika verliet om in Nederland te komen studeren, kon zij, net zomin als iemand anders, bevroeden wat de toekomst zou brengen. De tentoonstelling in Amsterdam maakt duidelijk dat tijd ook nauwelijks een rol heeft gespeeld. Mét alle relevantie die het werk in de loop der jaren heeft gewonnen is de grote constante ervan dat het zo intens persoonlijk is. Kwetsbaar en groots tegelijk.
Marlene Dumas, The Image As Burden, Stedelijk Museum Amsterdam, tot 4 januari