Het zal voor menig bezoeker even schrikken zijn geweest. Kom je eens kijken waar het in al die verhalen op TV en in de krant nou eigenlijk om te doen is, staan de minister en de museumdirecteur je bij de deur op te wachten om je hoogst persoonlijk welkom te heten. Ik was alleen maar nieuwsgierig, wilde je nog zeggen, maar voor je het wist was je al binnen. De rest ging vanzelf. Je voelde hoe je werd opgenomen in iets groters, iets waarvan je het bestaan niet kende, dat zich moeilijk laat beschrijven maar dat meteen smaakte naar meer. Het aanstekelijke enthousiasme van de minister, al die glunderende mensen om je heen en dan ook nog de schilderijen zelf, hoe ze daar naast de Nachtwacht hingen, geweldig toch!
Voor Marten en Oopjen zelf moet het ook een vreemde ervaring zijn geweest. Best verwarrend ook. Eerst een leven lang deel te hebben gehad aan het intieme leven van baron De Rothschild en dan opeens te worden afgedankt. Louter vanwege het geld. Om daarna weer maandenlang onderwerp te zijn van een pijnlijke touwtrekkerij tussen Frankrijk en Nederland. Met alles wat die aan diep verborgen en lang vergeten gevoelens van eer, prestige en macht aan de oppervlakte bracht. En nu dus in Amsterdam, als het stralende middelpunt van een namens de Nederlandse regering georganiseerde receptie voor het volk. Ook heel vreemd, een zelffelicitatie die blijkbaar in een grote behoefte voorziet maar die toch vooral de verwarring en onzekerheid toont waar de eenentwintigste eeuw aan lijdt.

Met kunst heeft het in elk geval weinig van doen en met geschiedenis al evenmin. Je kunt je toch moeilijk voorstellen dat minister Bussemaker niet heeft geweten van de handel waarmee Martens vader rijk geworden is? Een week eerder nog sprak ze op de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij roerende woorden over wat het besef dat de betovergrootvader van haar kleinkind nog als slaaf was geboren met haar deed.
Ook als het over kunst gaat kunnen we kort zijn. De portretten van Marten en Oopjen tonen Rembrandt als de virtuoze vakman die hij op zijn achtentwintigste al was. Niet als de grote kunstenaar die hij nog zou worden. Eén blik in het kabinet links voor de Nachtwacht en je ziet meteen waar het over gaat. Daar hangt een ander dubbelportret, dat van Isaäk en Rebekka, beter bekend als Het Joodse bruidje. Een kunstwerk van een kaliber waarvan er in de hele geschiedenis maar een paar te vinden zijn. Als Taco Dibbets in DWDD ronkt over ‘Rembrandt op de toppen van zijn kunnen’, dan heeft hij het dus niet over déze Rembrandt, wél over de jonge ster die met veel bravoure de wereld betoverde. Die met de portretten als van Marten en Oopjen triomfen vierde in de hoogste kringen van de Hollandse handelselite en daar niet weinig trots op was. De jonge god die, wetende van zijn ware roeping en talent, de inherente potsierlijkheid van dit soort werk met een lach zal hebben afgedaan. Precies wat wij ook zouden moeten doen, met het hele gebeuren eromheen inbegrepen.