Op de vraag waarom hij nooit abstract was gaan schilderen antwoordde Picasso ooit: “Of ik nu een cirkel ontleen aan de geometrie van het platte vlak of aan het lichaam van een vrouw?”. Zijn voorkeur was duidelijk. Als een echte Franse schilder was voor hem de fysieke realiteit hét vertrekpunt.
Voor Mondriaan geldt zo’n beetje het omgekeerde. Naakten waren sowieso niet zijn fort, maar los daarvan, zíjn vertrekpunt was de met het innerlijke oog waargenomen wereld. Die van de zuivere kleuren, lijnen en verhoudingen.
Wellicht is dat ook een van de redenen waarom de Fransen hem nooit in het hart gesloten hebben. Mondriaan mag dan wel het grootste deel van zijn kunstenaarsleven in Parijs gewoond hebben, hij bleef een echte Hollander. Een schilder die voortkwam uit een wereld waar ‘schoon’ niet alleen ‘mooi’ maar ook ‘zuiver’ betekent. Een wereld ook van beeldenstormers die zich van oudsher te weer stelden tegen de zinnelijke verleidingen van het bestaan.
Het verhaal is vaak verteld. Hoe Mondriaan, nadat hij zich rond 1912 het kubisme van Picasso en Braque had toegeëigend, een geheel eigen weg insloeg en in acht jaar tijd, goeddeels op eigen kracht, tot volledige abstractie kwam.
Altijd gaat het over Mondriaan als een groot pionier, veel te weinig over Mondriaan als een groot kunstenaar. Een laatbloeier, dat zeker, die pas nadat hij zijn bestemming had gevonden, zijn talent volledig kon ontplooien.

In de twintig jaar die hem restten ontwikkelde hij een kunst die zijn weerga niet kent. Nooit eerder gedaan en nog altijd onovertroffen. Streng en verheven, dat zeker. Maar ook speels en vol leven en vrijwel altijd van ontroerende, pure schoonheid. Een van mijn favorieten hangt in het MoMA. Geschilderd in 1926 in Parijs.
Overigens buiten Nederland heet Mondriaan Mondrian. P I E T M O N D R I A N. Even husselen en je krijgt: I P A I N T M O D E R N.