
Jean-Auguste-Dominique Ingres, Louis-François Bertin, 1832
Zijn ouders noemden ‘m Jean, maar in de boeken is het altijd voluit Jean-Auguste-Dominique. Een roepnaam zou ook niet passend zijn, te familiair. En trouwens, welke zou het dan moeten zijn? Dominique, zoals je ook wel tegenkomt of toch Jean? Dat niemand het precies weet komt omdat het altijd al kortweg Ingres was. Niet de persoon zelf dus maar iets anders, de kunstenaar als instituut, zoiets.
Hoewel de schilder bepaald niet van dit soort toe-eigening gediend zou zijn geweest, werd hij op vakantie gaandeweg steeds meer een bekende. Hoe meer ik met hem bezig was hoe meer zicht ik kreeg op wat hem bewoog. Niet dat zich nu opeens onverwachte dimensies openbaarden maar wel dat ik steeds dichter bij de realiteit van zijn kunstenaarsbestaan kwam. Hoe elk schilderij deel uitmaakt van het oeuvre als geheel. Hoeveel kracht en inspanning zijn succes hem kostte. Ingres was een van de eerste kunstenaars die als zelfbewuste burger een autonome positie bevocht. In de mentale ruimte van de moderne staat verbeeldde hij in thematiek én stijl bij uitstek de geest van zijn tijd.
Het portret van monsieur Bertin is misschien wel zijn belangrijkste bijdrage aan het verhaal van de moderne wereld. Toen het schilderij in 1833 op de salon werd getoond was de lof unaniem: Ingres had in de figuur van de journalist en politiek commentator Louis-François Bertin dé icoon van zijn tijd geschapen. De burger die het van de adel heeft overgenomen. Wars van alle uiterlijk vertoon, zich louter beroepend op het gezag van zijn oordeel.

Ingres, Dominique, 1854, Portretfoto
De schilder zelf genoot een soortgelijk gezag. De foto die zo’n twintig jaar later ontstond laat er geen misverstand over bestaan: Ingres was een hele grote meneer en dat vond hij zelf ook. Prachtige foto trouwens, uit de vroegste jaren van het medium toen je voor een enigszins scherp beeld nog minstens tien minuten moest kunnen stilzitten. Met als resultaat een bezonken expressie in plaats van de illusie van het moment.

Titiaan, Venus van Urbino, 1538 Ingres, La Grande Odalisque, 1814 Matisse, Nu rose, 1935
De kunstenaar waar de tijd geen grip op kreeg. Geboren vóór de Franse Revolutie en op zijn oude dag nog getuige van de doorbraak van de moderne kunst. In het jaar nadat hij, op z’n tweeëntachtigste (!), met Le bain turc, zijn misschien wel grootste triomf vierde, ontketende Édouard Manet met zijn infame Déjeuner sur l’herbe een campagne waarin alles wat de oude meester vertegenwoordigde op losse schroeven kwam te staan. Maar toch, ook toen de modernen snel terrein wonnen bleef zijn reputatie intact. Sterker nog, de waardering voor zijn werk werd mettertijd alleen maar groter. Het instituut dat hij vertegenwoordigde mocht dan zijn achterhaald, zijn schilderijen vertelden hun eigen verhaal. Meer nog dan een klassieke meester was Ingres een visionair met een uniek talent. En, zoals voor alle grootheden geldt, een kunstenaar die alleen in het werk van zijn beroemde voorgangers de uitdaging vond die recht deed aan zijn eigen aspiraties. Een rol die hij zelf weer zou vervullen voor schilders die na hem kwamen. Matisse en Picasso met name die in hem een van hun belangrijkste voorbeelden zagen en die, net als hij, hun eigen werk in het brede licht van de geschiedenis plaatsten. Zet Ingres’ beroemde Grande Odalisque tussen Titiaans Venus van Urbino en Nu rose van Matisse en een schilderkunst van eeuwen komt samen in één perspectief.
Ingres maakt deel uit van de eerste reeks van Life & Times, een nieuwe cursus die ik komend najaar in Eindhoven en Maastricht aanbied.