Het verhaal begint met twee schilderijen op één dag, 25 december 1931, op kerstdag dus. Het ene toont Olga in de gedaante van een moorddadig monster, het ander Marie-Thérèse als de godin van de liefde. Het begin van een tentoonstelling die haast van dag tot dag een van de meest opwindende en vruchtbare jaren uit het leven van de schilder in beeld brengt.
Nooit eerder kwam zijn atelierpraktijk dichterbij dan hier. Nooit eerder ook realiseerde je je hoe ver deze afstaat van wat de boeken je leren. Wie maalt er nog om perioden en stijlen, om welke formele en theoretische kaders dan ook? Schilderen is een manier van leven, dát is wat je hier ziet! Nog iets dat je je realiseert: ieder schilderij is een stap op weg naar het volgende, een etappe van een reis die geen doel kent en waar zich telkens weer nieuwe, opwindende horizonnen openen.

Binnen dit memorabele jaar is er weer één periode die er uitspringt: de zeven dagen tussen 8 en 14 maart, als vrijwel elke dag een meesterwerk voortbrengt. Een reeks die begint met Marie-Thérèse die liggend in haar boudoir is verenigd met haar eigen portretbuste in klassieke stijl en eindigt met het beroemde beeld van haar voor de spiegel.

De esthetiek van verlangen en wellust vindt een maand later in Nu couché zijn iconische gedaante. Opnieuw is de liggende Marie-Thérèse het onderwerp, nu echter lossen de vormen van haar lichaam op in een vrij uitvloeiend lijnenspel dat het hele beeldvlak vult. Een ronduit verbluffend doek. Wat zien we hier eigenlijk? Marie-Thérèse die is getranscendeerd tot het voluptueuze an sich? Zoiets. Of misschien ook: de plastische gestalte van de ervaring van het bestaan zichtbaar gemaakt in een beeld van puur genot. De schilder had het over het leven echter dan echt en inderdaad, zó tastbaar was het nog nooit.
Wat volgt is de verkenning van het terrein dat met deze beeldvondst is geopend. Met weer nieuwe, geweldige doeken als de beroemde strandscènes die in de zomer ontstaan. Maar evengoed met de omwegen, breuken en grilligheden die ook deel blijven uitmaken van het proces. Want ook dat laat de tentoonstelling heel mooi zien: dat bij Picasso de kunst net als het leven is en dat alles wat vorm en richting geeft telkens weer door het momentane, het onverwachte en het duistere wordt doorkruist.
De reeks eindigt met het dubbelbeeld van Marie-Thérèse als de drenkeling én de redster. We zijn in december 1932, als precies een jaar later, de demonen bezit nemen van de schilder, als spijt en twijfel de scheppingsdrift vertroebelen en het tijd wordt voor een nieuw verhaal.
Picasso 1932, Love, Fame, Tragedy, Tate Modern, Londen, tot 3 september
De tentoonstelling is een van de onderwerpen van de komende Art Update-lezing. Klik hier voor meer informatie