
Stilleven, 1901 / Arm koppel, 1904
Je weet wel zo’n beetje wat je te wachten staat (zie ook mijn voorbeschouwing Picasso in Amsterdam). Van geen enkele andere kunstenaar heb je in de loop der jaren zoveel boeken en afbeeldingen verzameld. Alles wat je ooit van hem tegenkwam heb je gulzig verslonden. En toch ben je weer helemaal verrast.
Picasso, hoe kun niet van hem onder de indruk zijn? Telkens weer opnieuw.
Achttien was hij toen hij in 1900 in Parijs aankwam. De tentoonstelling in het Van Goghmuseum laat zien hoe hij zich in de daarop volgende zeven jaar ontwikkelde. Waar het bij elk ander in het begin nogal eens zoeken en zwoegen is, spreidt hij al meteen een meesterschap ten toon dat hem in staat stelt naar believen van thema en stijl te wisselen en toch al 100% Picasso te zijn. Hoe dit kan is een mysterie waar je met open mond naar blijft kijken.
Natuurlijk, de kritiek is terecht: veel grote en beroemde stukken ontbreken. Ga dus vooral niet met de verwachting een representatief overzicht van die eerste zeven jaar in Parijs te gaan zien. Een belangrijker punt van kritiek is wat mij betreft de afbakening in tijd. Het overzicht eindigt in 1907, het jaar van de grote doorbraak die de dan 25-jarige kunstenaar in juni-juli bereikt met Les Demoiselles d’Avignon. Wat we te zien krijgen is dus slechts de aanloop, het spectaculaire gevolg blijft buiten beeld. Met andere woorden, de tentoonstelling is als een voorspel zonder climax.

Portret van Benedetta Canals, 1905 / Zelfportret met palet, 1906
Alle reden voor frustratie. Maar van de andere kant: de werken die er wél hangen zijn er niet minder om. Picasso tekende en schilderde ze niet als illustratie van een ontwikkeling maar als kunstwerken op zichzelf.
En als het over frustraties gaat? Hoe vaak krijgen we in Nederland werk van dit kaliber te zien?
Picasso in Parijs, Van Goghmuseum, Amsterdam, t/m 29 mei