
Martine Stig, Ante, 2010
Toch nog even door op de opmerking waar ik mijn laatste post mee eindigde. Het ging over de tekst die Ilse van Rijn schreef bij Ante, het nieuwe werk van Martine Stig. Ik citeer nogmaals, maar nu iets uitgebreider:
“Dit bijkans buitenproportioneel indringende kijken richt zich tot de toeschouwer en de fotograaf en zijn of haar particuliere eisen en wensen ten opzichte van het beeld, maar het bevraagt ook de algemeenheid van de kadrering ervan die zo wijdverbreid is en onbewust vertrouwd. De harmonie inherent aan het beeld wordt verstoord ten faveure van de directe bevraging van de instrumentalisering van het datzelfde beeld”.
Ik meen het serieus: voor wie zou dergelijke taal bestemd kunnen zijn? Welk doel kan er überhaupt mee gediend zijn? Zijn er inderdaad mensen die dit lezen en daar dan ook nog plezier aan beleven?
Voor alle duidelijkheid: dit is geen kruistocht en ook geen persoonlijke afrekening. Ook heb ik geen enkele last van de vooroordelen waar iemand als Gerrit Komrij aan lijdt. Ik ga ervan uit dat iedereen zijn werk goed probeert te doen en gelooft in wat-ie doet – ook Ilse van Rijn. Maar maakt dat het niet des te verwonderlijker?
Laat ik het anders formuleren. Van alle mensen met wie ik in mijn werk van doen heb, de bezoekers van mijn lezingen, mijn cursisten, kunstverzamelaars, de lezers van dit blog – duizenden zijn het er die allemaal én ontwikkeld én geïnteresseerd zijn – is er niemand die met dergelijke teksten iets kan. En dat terwijl we het hebben over de groep waar de kunst het van moet hebben.
Natuurlijk, als je heel erg je best doet kun je wel ongeveer begrijpen wat er wordt bedoeld. Maar dan nog blijft het een straf. En nogmaals, welk doel is ermee gediend? Voor wie is het dan wél bestemd? Het antwoord ligt voor de hand: voor het wereldje van kunstprofessionals dat zijn eigen geheimtaal heeft ontwikkeld en daarmee zijn positie afschermt. En dat, uitgedaagd en bedreigd door een vijandig klimaat, zich alleen maar verder ingraaft.
Wat ik me ook afvraag: wat denkt de kunstenaar hiervan? Wordt hier niet alle verbeeldingskracht, alles wat kunst tot kunst maakt, weer teniet gedaan? Gesmoord in dorre taal en onderworpen aan een denken dat haar wezen ontkent?
