
We waren goed en wel binnen of de kunstenaar stak van wal. Anderhalf uur later stonden we er nog. Luisterend naar het verhaal van hoe het met Job Koelewijn allemaal gegaan was. Van de grote ommekeer die het het auto-ongeluk teweegbracht toen hij vooraan in de twintig was, van de doorbraak begin jaren negentig, de moeilijke jaren in New York, van het succes en de rijping als kunstenaar en vooral ook van de lessen die je moet leren om bij jezelf uit te komen.
Op de grote tafel midden in het atelier was het net zo vol als in de ruimte erom heen. Eén zee van boeken, catalogi, schetsen, maquettes en werken in wording. Met daarbij, heel opvallend, veel klokken en andere attributen die naar de tijd en de vergankelijkheid verwijzen. Een thema dat altijd al een grote rol speelde in het oeuvre en dat nu opnieuw centraal staat.
Daar ging het gesprek dus ook over: de tijd. Of beter gezegd het besef van tijd als datgene wat de mens onderscheidt van de rest van de natuur. Waar hij aan lijdt maar wat ook de bron is van zijn verbeeldingskracht. De tijd en de vergankelijkheid als, in filosofische zin, het enige en het eigenlijke onderwerp van de kunst.
Veel aandacht ook voor Cinema, de mobiele bioscoop in het formaat van een zeecontainer met in de plaats van het projectiescherm een venster. Je gaat naar binnen, je neemt plaats als in een echte bioscoop en kijkt naar de film van de werkelijkheid buiten. 100% echt maar, vanuit de positie die de kunstenaar je biedt, evengoed pure fictie. Een zacht muziekje verhoogt de sfeer. Een van de bekendste en mooiste werken van Job Koelewijn, dat nu, dankzij de inspanningen van een vermogend liefhebber, op drie verschillende plaatsen in een permanente gedaante wordt gerealiseerd.
