
Vroeger werd hier gewerkt aan de locomotieven van de NS. Een geweldige plek waar je meteen van in de ban bent. Niet echt een gebouw maar meer een gigantische structuur van stalen stutten en balken. Uniek in zijn soort en al meer dan honderd jaar oud. Afbreken is geen optie, dit is uniek industrieel erfgoed.
Ooit moet er dus een nieuwe bestemming voor gevonden worden. Wat geen gemakkelijke opgave is, zeker niet als je het gebouw in zijn oorspronkelijke gedaante wilt bewaren. Ga er maar aan staan, ik zou het echt niet weten.
Hoe het ook zij, de hal is op zich al een bezoek aan de tentoonstelling waard. Temeer omdat er nu nog niets mee is gebeurd. Voor wie er ooit geweest is: vergelijk het met de Onderzeebootloods in Rotterdam, maar dan nog veel mooier en krachtiger. Ook weer zo’n ruimte die zich nergens van bewust is. Die er gewoon is, groots en imposant. Louter functioneel, niet beladen met welke idee of gedachte dan ook.

Op allerlei plekken kletterde het regenwater naar binnen. In een vleugel was de stroom uitgevallen en wegens sloopwerk aan aanpalende gebouwen was een ander gedeelte niet voor publiek toegankelijk. Kleinigheden waar niemand om maalt. Althans hier niet.
En dan was er ook nog zoiets als kunst. Bij voorbaat gedoemd tot een bijrol, maar so what? Neem de kar met bouwafval van Peter Buggenhout. Een enorme, constructivistische sculptuur die hier perfect op zijn plek is. Mooi en indrukwekkend, juist ook in zijn machteloze poging om deze stoere omgeving van repliek te dienen.
Het hertje van Burkhard Blümlein doet hier geen enkele poging toe, maar biedt in zijn schichtigheid niettemin het perfecte tegenbeeld.
Slow Burn, Spoorzone 013, Tilburg, tot 23 juni