Art Update


Twee keer Olga

Musée Picasso

Wie er al geweest is zal het bevestigen: het Picasso-museum in Parijs is nog mooier geworden dan het al was. Architect Jean-François Bodin heeft in een subtiel samenspel van oud en nieuw een museumruimte gecreëerd die zich nergens opdringt maar zich stijlvol en elegant naar zijn functie voegt. En dat is maar goed ook, want onze komst kent natuurlijk maar één reden.
Meer dan vijf jaar was het museum gesloten, een onderbreking die je weer helemaal met nieuwe ogen doet kijken. Je wist dat ze er allemaal waren, al die schilderijen en sculpturen. Maar dat ze zó goed zijn?
Wat is er intussen veranderd? Wat maakt dat dit weerzien me zo raakt?
Misschien toch vooral één ding: de vrijheid die uit het werk spreekt, artistiek maar evenzeer moreel. Een vrijheid die er om allerlei redenen nooit eerder kon zijn en die, zoals het er nu naar uitziet, ook in de toekomst niet vanzelfsprekend zal zijn. Die gekoesterd werd door een kunstenaar die zich aan niets anders verplicht voelde dan aan zijn unieke talent. Die de durf had om zonder enige ruggespraak of terughoudendheid elke impuls te volgen. Op zoek naar de volle rijkdom van het bestaan, in zijn goddelijke maar evengoed in zijn duistere gedaante.

Picasso, Pablo, 1940, Tête de femme (Dora)

Over dat laatste gesproken: op de bovenste verdieping van het museum hangt een aantal van de portretten die in de jaren van de oorlog ontstonden. Uit de periode van Dora Maar, toen de kunstenaar in de Rue des Grands Augustins zijn atelier had, waar hij in 1937 naar verhuisde om met Guernica aan de slag te gaan. Verbijsterende schilderkunst, zó indringend dat ‘mooi’ überhaupt niet meer aan de orde is, overruled door iets groters. Toen Lucebert na de oorlog dichtte dat schoonheid haar gezicht heeft verbrand, moet hij welhaast deze Picasso’s voor ogen hebben gehad.

Picasso, Pablo, 1929, Grand nu au fauteuil rouge, 1917, Portrait d’Olga dans un fauteuil

Maar hét hoogtepunt van het bezoek is wat mij betreft het zaaltje dat aan Olga Khokhlova is gewijd, de ‘adelijke’ Russische aan wier zijde de schilder, direct na de Eerste Wereldoorlog, zijn glorieuze entree maakte in de beau monde van Parijs. Aan de muren  allemaal foto’s, brieven en andere parafernalia die, zoals de dame van het museum ons uitlegt, bij elkaar zijn gebracht om Olga recht te doen als de zelfstandige vrouw die ze óók was. De Russische danseres die met het gezelschap van Diaghilev furore maakte met de roemruchte oeruitvoering van Stravinsky’s Sacre du Printemps. Mag allemaal waar zijn maar wordt, zodra je een blik werpt op de wand met de twee grote portretten, op slag weer teniet gedaan. Fraai uitgelicht hangen ze hier naast elkaar: twee van de meest persoonlijke en doorleefde uitspraken die de schilder deed, niet voor niets ook werken die hij zijn leven lang bij zich hield.
Hoezo Olga recht doen? Wat we hier zien is niets anders dan de vrouw zoals Picasso haar zag. Eerst, in 1917, als de klassieke schoonheid in de stijl van Ingres en, twaalf jaar later, als het monster van de impotentie, geschilderd in de spontane schriftuur van het surrealisme. De eerste tijdloos en sereen, de tweede expressief en rauw. Wat valt daar verder nog over te zeggen? In heel hun onverenigbaarheid zijn beide schilderijen zó superieur dat elke toevoeging klein en anekdotisch wordt. Het verhaal van Picasso en Olga mag er dan aan ten grondslag liggen, we zien meteen dat het hier over iets veel groters gaat. Over schilderkunst bijvoorbeeld, over de betekenis van stijl. Of ook over schoonheid, die door het ene schilderij bevestigd wordt en door het andere wordt vernietigd. Behalve natuurlijk als je ‘door het plaatje heen’ kunt kijken en je de ongeëvenaarde expressieve en plastische kracht ervaart van een werk dat als geen ander staat voor de bevrijding van de kunst uit het eeuwenoude verbond van het goede en het schone.
Meer over het Musée Picasso in mijn eerste Art Update van het komende seizoen. Vanaf 8 november in Maastricht, Eindhoven, Tilburg, Den Haag en Arnhem.