Hegeso is overleden. We weten dit van de grafstèle die in 1870 in de buurt van Athene is opgegraven. Hierop lezen we, in het Grieks, de inscriptie EGESO PROXENOS, Hegeso de dochter van Proxenos. Dat is meteen ook alles wat we van haar weten. Wat ze gedaan heeft, hoe oud ze geworden is, het is onbekend. Het enige dat van haar rest is de inscriptie en het reliëf op de stèle die de nabestaanden na haar dood hebben laten maken. Hierop zien we Hegeso als een dame in de bloei van haar leven, gezeten op een stoel, met haar voeten op een bankje. Voor haar staat een slavin die een doosje aanreikt waaruit ze een parel heeft genomen die ze in het centrum van het beeld als blikpunt voor zich houdt.

Een alledaags moment van verstild, bescheiden geluk. Een moment waarop de tijd even stilstaat en alles op zijn plaats valt. Maar ook een moment van beschouwing waarop het leven zich niet alleen in zijn schoonheid maar ook in zijn vluchtigheid en vergankelijkheid toont. Maar is dit niet een wezenlijk deel van elke schoonheidservaring? Dat we herinnerd worden aan wat er ooit was maar nooit meer zal zijn?
Zoals Hegeso kijkt naar de parel, zo kijken wij naar haar, dat is waar dit reliëf ons toe uitnodigt. Met het grootste gemak overbruggen we de tweëneenhalf duizend jaar die ons van Hegeso scheiden.
Kunst is de spiegel van het bestaan, dit is voor oude kunst even waar als voor de hedendaagse. Voor wie meer wil weten: kijk op www.kovandun.nl onder cursussen. Vanaf donderdag a.s. gaan we weer van start.