
Christopher Wool, FUCKEM, 1992 / Untitled 1995
Je ziet ze nog maar weinig, echte schilders. Zeker niet van het kaliber van Christopher Wool.
Afgelopen week bracht Taschen een grote monografie met een overzicht van zijn werk uit. Een fraai boek van een meer dan indrukwekkend oeuvre.
WOOL staat met grote letters op de rug. Op de voor- en achterkant van de omslag prijken bladvullende afbeeldingen van twee van zijn werken. Meer hoef je niet te weten, lijkt het boek te zeggen. Dit is werk dat zijn eigen verhaal vertelt. En dat klopt.
Het oeuvre bestaat uit twee groepen: de grote woordschilderijen en de even grote abstracte werken in vrij neergezette lijnen en vlekken. Twee groepen die elkaar aanvullen en elkaar verklaren. Vlekken worden tekens, letters worden vormen.
Misschien kun je de werken van Christopher Wool het beste vergelijken met krantenkoppen. Alles staat in dienst van de maximale impact. Hoe kaler en compacter hoe beter. Je ziet ‘t en het laat je niet meer los.
Maar dan wel krantenkoppen zonder inhoud. Die moet je er zelf aan toevoegen. Of niet, want als je het kunt waarderen zonder, des te beter. Het medium zonder de boodschap, maar dan wel zó dat je die laatste ook helemaal niet mist.
Precies dat is ook wat het werk van Wool zo bijzonder maakt. Bij het abstracte werk denk je in eerste instantie aan Willem De Kooning of Cy Twombly. Maar waar bij deze coryfeeën het persoonlijke, innerlijke leven voorop staat, gaat het bij Wool juist om een poging daaraan te ontsnappen. Helemaal het product van deze tijd. Of beter gezegd van de jaren tachtig en negentig, toen de kunstenaar zijn eigen visie ontwikkelde en alle overgeleverde romantiek over boord gooide.
WOOL dus. Had hij een woordschilderij van zijn eigen naam gemaakt dan zou het waarschijnlijk een compositie zijn geworden met WO en OL eronder. Het woord uit elkaar gehaald zodat de letters een eigen leven krijgen als teken of als zuiver abstracte vorm. Terwijl ze toch nog net een woord vormen. Met als resultaat een constructie waarin taal en beeld voor je ogen een spannend gevecht aangaan.
Zo ook met FUCKEM, net als de meeste van de werken geschilderd met enamel, een harde industriële verf, op grote aluminium panelen van zo’n tweeëneenhalve meter hoog.